Geschiedenis van de amethist
Amethist is een bijzondere steen die door de Egyptenaren en Romeinen werd verwerkt in sieraden en amuletten. Ook de Azteken prezen de steen en verwerkten de amethist in hun graven. In de Middeleeuwen gebruikten geestelijken de amethist tegen hekserij en tovenarij. Doordat de steen zo geliefd was bij hoge geestelijken, stond hij bekend als de 'bisschopsteen'. Middeleeuwse ridders droegen de amethist als amulet omdat de steen een helende werking zou hebben en de drager een koel hoofd zou blijven bieden.
De amethist in de Griekse oudheid
De naam amethist stamt af van het Griekse amethystos en betekent “niet dronken”. De Grieken en Romeinen geloofden dat wanneer men uit een amethisten beker zou drinken, men niet dronken kon worden. Bacchus was de Griekse god van de druiven, wijn en het dronkenschap. Het verhaal gaat dat hij verliefd was op een nimf die door de Godin Diana ter bescherming in een witte steen werd veranderd. Bacchus schonk wijn over deze steen waardoor het de bekende paarse kleur kreeg. Deze edelsteen kennen wij nu als de amethist.